Getting the nerves

Als ik aan een hardloopwedstrijd meedoe, kan ik de eerste paar kilometer niet zo relaxed rennen als normaal tijdens m’n trainingsrondje. Ik ben dan ontzettend zenuwachtig. Wat kan ik daar tegen doen?

Je hebt te maken met wedstrijdspanning die kan ontstaan doordat je bijvoorbeeld bang bent dat het slecht zal gaan, druk voelt om een goede prestatie neer te zetten of gewoon spanning omdat de ambiance bij een wedstrijd anders is dan bij een training. Wedstrijdspanning voelt vaak vervelend aan. En wat willen we graag doen met gevoelens die niet fijn zijn: ze moeten zo snel mogelijk weg! We vinden dat we controle op nare gevoelens moeten krijgen, want ze belemmeren ons immers in ons presteren.

Het zo snel mogelijk wegduwen van wedstrijdspanning is niet de meest handige manier van omgaan met. Het is dan alsof de wedstrijdspanning een bal is die je onder water wilt duwen. Hoe harder je duwt, hoe hoger de bal weer uit het water komt. Zo is het ook met gevoel dat er niet mag zijn; hoe harder je het wegduwt, hoe meer het er niet mag zijn, hoe feller het weer tevoorschijn piept.

Door te accepteren dat dit gevoel er nu eenmaal bij hoort bij wedstrijden, is het gevoel ook plotseling veel beter hanteerbaar. Het is niet weg. Maar wel beter hanteerbaar. Je blijft er niet zo in hangen. Wat er namelijk ook nog vaak gebeurt is dat je je van te voren al druk maakt over dat je zenuwachtig gaat worden. Je doet er als het ware nog een schepje bovenop: je ontwikkelt angst voor de angst…

Gevoelens zijn er om gevoeld te worden! In plaats van zo vechten tegen wedstrijdspanning, kun je het ook toelaten. Als je erop gaat letten zul je merken dat als je zenuwachtig bent dat ergens in je lichaam een bepaalde lichamelijke ervaring geeft. Bijvoorbeeld een draai in je buik, of een brok in je keel. Of in verkramping in je handen of het optrekken van je schouderbladen. Onze gevoelens manifesteren zich ergens in ons lichaam. Door daar bewust van te worden en met je aandacht naar toe te gaan, zonder er iets aan te willen veranderen of zonder er een oordeel over te vellen (goed of fout), laat je het gevoel bestaan, accepteer je het gevoel. En op die manier kun je je aandacht weer makkelijker richten op de cadans van het lopen zelf, op de mensen langs de kant, de muziek die klinkt, het heerlijke gevoel van je spieren in werking of de prachtige omgeving waarin je loopt.

Choking under pressure

Oftewel ‘bezwijken onder druk’. De laatste tijd heb ik met erg veel sporters gesproken en/of gemaild die last hebben van dit fenomeen. De danser: ‘ik was afgelopen weekend zó nerveus, ik verstijfde letterlijk en hoorde de muziek niet meer’. Ook heb ik contact met trainers die vertellen dat bij tijd en wijlen de hele selectie bevangen lijkt door de spanning. De voetbaltrainer: ‘de beslissing viel door penalty’s. Iedere speler wilde de bal in een hoek plaatsen, maar door een blokkade schoten ze allemaal rechtdoor’.

Verstijven, blokkade, verpesten, kan niks meer, dit is de taal van een sporter in de problemen. We noemen het ‘choking’ als je prestatie plotseling ineens veel slechter wordt door een intense spanning/angst. Sommige sporters hebben het gevoel dat ze een bepaalde beweging of slag die ze dagelijks vele malen zonder moeite doen, op dat moment niet kunnen uitvoeren. Sommige pitchers of bowlers bekruipt het gevoel alsof ze de bal letterlijk niet kunnen loslaten.

Zenuwen hebben bij veel sporters voor een collaps in de prestatie gezorgd. De oudjes onder ons halen het meest beroemde voorbeeld van choking zo voor de geest. In 1993  staat Jana Novotna op Wimbledon 4-1, 40-15 voor tegen Steffi Graf in de beslissende derde set. Met de winst voor het grijpen begint ze makkelijke ballen te missen. Ze slaat ballen ver uit en mist een makkelijke smash door de bal tegen de boarding te slaan. Graf wint vijf games op rij en daarmee de wedstrijd. Novotna huilt bij de prijsuitreiking uit bij de gravin van Kent.

Choking kent verschillende namen: in basketbal noemen ze het ‘icing’, in darts heet het ‘dartitis’ en golfers nemen het de ‘yips’. Het blijkt dat choking meer voorkomt bij niet-tijdgebonden individuele sporten (tennis, golf), dan in tijdgebonden teamsporten (voetbal, handbal).

Feitelijk gaat het dus om een plotselinge collaps onder druk van vaardigheden die we normaal prima uit kunnen voeren, waar we soms zelfs expert in zijn. Het meest fascinerende is niet de slechte prestatie die het tot gevolg heeft, maar dat het voortvloeit uit een motivationele paradox. Om precies te zijn: hoe meer je je best doet als je extreem gespannen bent, hoe slechter het gaat. In andere woorden, choking ontstaan ironisch genoeg als je te veel je best doet om goed te presteren.

Sportpsychologen zien choking als een angst-gebaseerde moeilijkheid om zich te concentreren en niet als een persoonlijkheidsprobleem. Dat maakt de neiging om te choken geen karaktereigenschap, maar een cognitief probleem dat ontstaat als zenuwen ervoor zorgen dat de aandacht op de ‘verkeerde dingen’ gericht is. En met verkeerde dingen wordt dan bedoeld alles wat buiten jouw controle is of dat wat irrelevant is voor de sporttaak die je uitvoert.

Bijvoorbeeld als je zenuwachtig bent en je begint te veel na te denken over jezelf of het belang van de wedstrijd dan kan je prestatie daar onder te lijden hebben. Wat dan vervolgens waarschijnlijk gebeurt is dat je probeert om te veel bewuste controle te krijgen over vaardigheden die je normaal onbewust en automatisch uitvoert. In de sportpsychologie noemen we dat ‘paralysis bij analysis’. Door te veel te analyseren ontstaat verlamming en voor je het weet heb je het gevoel dat je een beginner bent.

Sportpsychologen leren sporters die choken verschillende vaardigheden: herstructureer gedachten omtrent de stressvolle situatie, leer te begrijpen wat je lichaam je vertelt, gebruik ontspanningstechnieken, geef jezelf specifieke instructies, maak gebruik van een ‘pre performance routines’ en raak gewend aan stressvolle situaties door ze te trainen.